Was ik maar zoals in de dagen van mijn jeugd,toen de vertrouwelijke omgang met God over mijn tent was.
Toen de Almachtige nog met mij was,en mijn jongens rondom mij.
Toen ik mijn voeten baadde in boter,en de rots bij mij beken van olie uitgoot.
En Job hief opnieuw zijn spreuk aan en zei:
Och, was ik maar zoals in de maanden van weleer,zoals in de dagen toen God mij bewaarde!
Toen Hij Zijn lamp liet schijnen boven mijn hoofd,en ik bij Zijn licht door de duisternis wandelde.
Door de copyrights van de Herziene Statenvertaling kunnen we u hier slechts enkele verzen laten zien. U kunt de verzen van de Herziene Statenvertaling wel toevoegen aan uw liturgie.