zullen mijn lippen geen onrecht spreken,en zal mijn tong geen bedrog uiten!
Er is geen sprake van dat ik jullie gelijk zou geven;tot ik de geest geef, zal ik mijn oprechtheid niet van mij wegdoen.
Ik zal aan mijn gerechtigheid vasthouden, en zal haar niet loslaten;mijn hart zal die in mijn dagen niet minachten.
En Job hief opnieuw zijn spreuk aan en zei:
Zo waar God leeft, Die mijn recht heeft weggenomen,en de Almachtige, Die mijn ziel bitterheid heeft aangedaan:
Voorzeker, zolang mijn adem nog in mij is,en het blazen van God in mijn neus,
Door de copyrights van de Herziene Statenvertaling kunnen we u hier slechts enkele verzen laten zien. U kunt de verzen van de Herziene Statenvertaling wel toevoegen aan uw liturgie.