1. Ik zal over hen herders doen opstaan die hen weiden zullen. Zij zullen niet meer bevreesd zijn, ontsteld zijn of gemist worden, spreekt de HEERE.
  2. Zie, er komen dagen, spreekt de HEERE,dat Ik voor David een rechtvaardige SPRUIT zal doen opstaan.Hij zal als Koning regeren en verstandig handelen,Hij zal recht en gerechtigheid doen op de aarde.
  3. In Zijn dagen zal Juda verlost wordenen Israël onbezorgd wonen.Dit zal Zijn Naam zijn waarmee men Hem noemen zal:DE ONZE GERECHTIGHEID.
  1. Wee de herders die de schapen van Mijn weide ombrengen en overal verspreiden, spreekt de HEERE.
  2. Daarom, zo zegt de HEERE, de God van Israël, van de herders die Mijn volk weiden: Ú hebt Mijn schapen overal verspreid en verdreven, en u hebt niet naar ze omgezien. Zie, Ik ga u uw slechte daden vergelden, spreekt de HEERE.
  3. Ik echter, Ik zal het overblijfsel van Mijn schapen bijeenbrengen uit al de landen waarheen Ik hen verdreven heb. Ik zal hen terugbrengen naar hun schaapskooien, en zij zullen vruchtbaar zijn en talrijk worden.
Door de copyrights van de Herziene Statenvertaling kunnen we u hier slechts enkele verzen laten zien. U kunt de verzen van de Herziene Statenvertaling wel toevoegen aan uw liturgie.