1. Dan zult u – en dat om uzelf – uw erfelijk bezit, dat Ik u gegeven heb,met rust moeten laten,want Ik zal u uw vijanden doen dienenin een land dat u niet kent.U hebt immers in Mijn toorn een vuur aangestoken,dat tot in eeuwigheid zal branden.
  2. Zo zegt de HEERE:Vervloekt is de man die vertrouwt op een mens,en die een schepsel tot zijn arm stelt,terwijl zijn hart van de HEERE afwijkt.
  3. Hij zal zijn als een kale struik in de vlakte,die het niet ziet wanneer het goede komt:hij verblijft op de droogste plekken in de woestijn,in zilt en onbewoond land.
  1. De zonde van Juda is opgeschrevenmet een stift van ijzer,met een punt van diamantingegrift op de schrijftafel van hun harten op de hoorns van uw altaren.
  2. Zoals zij aan hun kinderen denken,denken zij aan hun altaren en hun gewijde palen,bij bladerrijke bomen, op de hoge heuvels.
  3. Mijn berg in het veld,uw vermogen, al uw schatten,zal Ik als buit geven –uw hoogten vanwege de zondein heel uw gebied.
Door de copyrights van de Herziene Statenvertaling kunnen we u hier slechts enkele verzen laten zien. U kunt de verzen van de Herziene Statenvertaling wel toevoegen aan uw liturgie.