1. Hoelang moet het land treuren,het gewas op heel het veld verdorren?Vanwege het kwaad van wie daarin wonen,vergaan de dieren en de vogels,omdat zij gezegd hebben: Hij zietons einde niet.
  2. Wanneer u met hardlopers meerent, en die maken u al moe,hoe moet u dan wedijveren met paarden?Wanneer u het alleen in een land van vrede vertrouwt,hoe moet u het dan maken in de glorie van de Jordaan?
  3. Want ook uw broeders en het huis van uw vader – ook zij handelen trouweloos tegen u, ook zij roepen u luid na. Vertrouw hen niet als ze vriendelijk tot u spreken.
  1. HEERE, U zou rechtvaardig blijken,wanneer ik met U een rechtszaak zou voeren.Toch wil ik met U over Uw oordelen spreken.Waarom is de weg van de goddelozen voorspoedig,waarom hebben rust, allen die in ontrouw trouweloos handelen?
  2. U hebt hen geplant, ook hebben zij wortel geschoten,zij gaan hun gang, ook dragen zij vrucht.U bent nabij in hun mond,maar ver van hun nieren.
  3. U echter, HEERE, kent mij, U ziet mij,U beproeft mijn hart, dat met U is.Ruk hen weg als schapen ter slachting,bereid hen voor op de dag van de slacht.
Door de copyrights van de Herziene Statenvertaling kunnen we u hier slechts enkele verzen laten zien. U kunt de verzen van de Herziene Statenvertaling wel toevoegen aan uw liturgie.