1. Hun daden zijn er niet op gerichtzich tot hun God te bekeren,want de geest van hoererij is in hun midden,en de HEERE kennen zij niet.
  2. De trots van Israël getuigt openlijk tegen hem.En Israël en Efraïm zullen struikelen om hun ongerechtigheid,en met hen zal ook Juda struikelen.
  3. Met hun schapen en hun runderenzullen zij de HEERE gaan zoeken,maar zij zullen Hem niet vinden:Hij heeft Zich aan hen onttrokken.
  1. Hoor dit, priesters! Sla er acht op, huis van Israël!Neem ter ore, huis van de koning!Want het gericht gaat u aan,omdat u een strik geworden bent voor Mizpa,een uitgespannen net op de Tabor.
  2. De afvalligen zijn afgedaald om te slachten,maar Ik zal een vermaning voor hen allen zijn.
  3. Ikzelf ken Efraïmen Israël is voor Mij niet verborgen.Werkelijk, nu bedrijft Efraïm hoererij,Israël verontreinigt zich.
Door de copyrights van de Herziene Statenvertaling kunnen we u hier slechts enkele verzen laten zien. U kunt de verzen van de Herziene Statenvertaling wel toevoegen aan uw liturgie.