1. Zij dan, uitgezonden door de Heilige Geest, vertrokken naar Seleucië en voeren vandaar naar Cyprus.
  2. En toen zij in Salamis gekomen waren, verkondigden zij het Woord van God in de synagogen van de Joden; en zij hadden bovendien Johannes als dienaar.
  3. En toen zij het eiland doorgegaan waren tot Pafos toe, troffen zij een zekere tovenaar aan, een valse profeet, een Jood van wie de naam Barjezus was.
  1. En er waren in Antiochië, in de gemeente aldaar, enkele profeten en leraars, namelijk Barnabas, Simeon, die Niger genoemd werd, Lucius van Cyrene, Manahen, die met Herodes, de viervorst, opgegroeid was, en Saulus.
  2. En terwijl zij de Heere dienden en vastten, zei de Heilige Geest: Zonder voor Mij zowel Barnabas als Saulus af voor het werk waartoe Ik hen geroepen heb.
  3. Toen vastten en baden zij, en nadat zij hun de handen opgelegd hadden, lieten zij hen gaan.
Door de copyrights van de Herziene Statenvertaling kunnen we u hier slechts enkele verzen laten zien. U kunt de verzen van de Herziene Statenvertaling wel toevoegen aan uw liturgie.