1. En de ark bleef in de zevende maand, op de zeventiende dag van de maand, vastzitten op het gebergte van Ararat.
  2. En gaandeweg werd het water minder, tot aan de tiende maand. In de tiende maand, op de eerste dag van de maand, werden de toppen van de bergen zichtbaar.
  3. En het gebeurde na verloop van veertig dagen dat Noach het venster van de ark, dat hij gemaakt had, opendeed.
  1. En God dacht aan Noach en aan al de wilde dieren en al het vee dat bij hem in de ark was; en God liet wind over de aarde gaan, zodat het water bedaarde.
  2. Ook werden de bronnen van de watervloed en de sluizen van de hemel gesloten, en de regen uit de hemel werd gestopt.
  3. Vervolgens vloeide het water van boven de aarde terug, gaandeweg vloeide het terug. Na verloop van honderdvijftig dagen werd het water minder.
Door de copyrights van de Herziene Statenvertaling kunnen we u hier slechts enkele verzen laten zien. U kunt de verzen van de Herziene Statenvertaling wel toevoegen aan uw liturgie.