1. Toen de dagen van het bewenen van Jakob voorbij waren, sprak Jozef tot het huis van de farao: Als ik toch genade gevonden heb in uw ogen, spreek dan ten aanhoren van de farao:
  2. Mijn vader heeft mij laten zweren: Zie, ik ga sterven; in mijn graf, dat ik voor mijzelf in het land Kanaän uitgehouwen heb, daar moet je mij begraven. Nu dan, laat mij toch gaan om mijn vader te begraven; daarna zal ik terugkomen.
  3. De farao zei: Ga en begraaf uw vader, zoals hij u heeft laten zweren.
  1. Jozef liet zich op het gezicht van zijn vader vallen, huilde om hem en kuste hem.
  2. Jozef gebood zijn dienaren, de geneesheren, zijn vader te balsemen, en de geneesheren balsemden Israël.
  3. Het balsemen van hem duurde veertig dagen, want dat is het aantal dagen dat het balsemen duurt; en de Egyptenaren beweenden hem zeventig dagen.
Door de copyrights van de Herziene Statenvertaling kunnen we u hier slechts enkele verzen laten zien. U kunt de verzen van de Herziene Statenvertaling wel toevoegen aan uw liturgie.