1. Daarna werd zij weer zwanger, baarde een zoon en gaf hem de naam Onan.
  2. En zij baarde opnieuw een zoon en gaf hem de naam Sela. Hij was echter in Chezib, toen zij hem baarde.
  3. En Juda nam een vrouw voor Er, zijn eerstgeborene; haar naam was Tamar.
  1. Het gebeurde in die tijd dat Juda van zijn broers wegtrok en zijn intrek nam bij een man uit Adullam; zijn naam was Hira.
  2. Juda zag daar de dochter van een KanaƤnitisch man; zijn naam was Sua. Hij nam haar tot vrouw en kwam bij haar.
  3. Zij werd zwanger en baarde een zoon, en hij gaf hem de naam Er.
Door de copyrights van de Herziene Statenvertaling kunnen we u hier slechts enkele verzen laten zien. U kunt de verzen van de Herziene Statenvertaling wel toevoegen aan uw liturgie.