1. Ada baarde Elifaz aan Ezau, en Basmath baarde Rehuel.
  2. Oholibama baarde Jeüs, Jaëlam en Korach. Dit waren de zonen van Ezau die hem geboren zijn in het land Kanaän.
  3. Ezau nam zijn vrouwen, zijn zonen en zijn dochters, en alle personen die tot zijn huis behoorden, zijn vee en al zijn dieren, en al zijn bezit, dat hij in het land Kanaän verworven had, en ging naar een ander land, weg van zijn broer Jakob,
  1. Dit zijn de afstammelingen van Ezau, dat is Edom.
  2. Ezau nam zijn vrouwen uit de dochters van Kanaän: Ada, de dochter van Elon, de Hethiet; en Oholibama, de dochter van Ana, de dochter van Zibeon, de Heviet;
  3. en Basmath, de dochter van Ismaël, zuster van Nebajoth.
Door de copyrights van de Herziene Statenvertaling kunnen we u hier slechts enkele verzen laten zien. U kunt de verzen van de Herziene Statenvertaling wel toevoegen aan uw liturgie.