1. Maar Ezau snelde hem tegemoet, omarmde hem, viel hem om de hals en kuste hem; en zij huilden.
  2. Toen sloeg hij zijn ogen op en zag de vrouwen en de kinderen. Hij vroeg: Wie heb je daar bij je? Jakob zei: Dat zijn de kinderen die God uw dienaar in Zijn genade geschonken heeft.
  3. Toen kwamen de slavinnen naar voren, zij en hun kinderen, en zij bogen zich neer.
  1. Toen sloeg Jakob zijn ogen op en zag, en zie, daar kwam Ezau, met vierhonderd man bij zich. Hij verdeelde zijn kinderen over Lea, Rachel en zijn beide slavinnen.
  2. Hij zette de slavinnen en hun kinderen vooraan, Lea en haar kinderen daarachter en Rachel en Jozef daar weer achter,
  3. terwijl hij zelf vóór hen uit ging en zich zeven keer ter aarde neerboog, totdat hij bij zijn broer gekomen was.
Door de copyrights van de Herziene Statenvertaling kunnen we u hier slechts enkele verzen laten zien. U kunt de verzen van de Herziene Statenvertaling wel toevoegen aan uw liturgie.