1. Toen stuurde Jakob boden en liet Rachel en Lea naar het veld roepen, naar zijn kleinvee,
  2. en hij zei tegen hen: Ik zie dat het gezicht van jullie vader ten opzichte van mij niet meer staat als voorheen. De God van mijn vader is echter bij mij geweest.
  3. Jullie weten zelf dat ik met al mijn kracht voor jullie vader heb gewerkt.
  1. Toen hoorde hij de woorden van de zonen van Laban, die zeiden: Jakob heeft alles genomen wat van onze vader was; uit dat wat van onze vader was, heeft hij al deze rijkdom verworven.
  2. Ook lette Jakob op het gezicht van Laban, en zie, het stond ten opzichte van hem niet meer als voorheen.
  3. Toen zei de HEERE tegen Jakob: Keer terug naar het land van uw vaderen en naar uw familiekring. Ik zal met u zijn.
Door de copyrights van de Herziene Statenvertaling kunnen we u hier slechts enkele verzen laten zien. U kunt de verzen van de Herziene Statenvertaling wel toevoegen aan uw liturgie.