1. Maak dan een smakelijk gerecht voor me klaar, zoals ik het graag heb, en breng het me om te eten. Dan zal mijn ziel je zegenen voordat ik sterf.
  2. Nu luisterde Rebekka mee, toen Izak tot zijn zoon Ezau sprak. Ezau ging het veld in om een stuk wild te jagen en dat mee te brengen.
  3. Toen zei Rebekka tegen Jakob, haar zoon: Zie, ik heb je vader tegen Ezau, je broer, horen zeggen:
  1. Het gebeurde, toen Izak oud geworden was en zijn ogen dof geworden waren zodat hij niet meer kon zien, dat hij zijn oudste zoon Ezau riep, en tegen hem zei: Mijn zoon! Hij zei: Zie, hier ben ik!
  2. Hij zei: Zie toch, ik ben oud geworden en ik weet de dag van mijn dood niet.
  3. Nu dan, pak je jachtgerei, je pijlkoker en je boog, trek het veld in en jaag voor mij een stuk wild.
Door de copyrights van de Herziene Statenvertaling kunnen we u hier slechts enkele verzen laten zien. U kunt de verzen van de Herziene Statenvertaling wel toevoegen aan uw liturgie.