1. Ik ben slechts een vreemdeling en bijwoner bij u, maar geef mij toch bij u een eigen graf, zodat ik mijn dode kan uitdragen en begraven.
  2. De Hethieten antwoordden Abraham en zeiden:
  3. Luister naar ons, mijn heer, u bent een vorst van God in ons midden. Begraaf uw dode in het beste graf dat wij hebben. Niemand van ons zal u zijn graf weigeren om uw dode te begraven.
  1. Sara leefde honderdzevenentwintig jaar; dat waren de levensjaren van Sara.
  2. En Sara stierf in Kirjath-Arba – het tegenwoordige Hebron – in het land Kanaän. Abraham ging de tent in om rouw te bedrijven over Sara en haar te bewenen.
  3. Daarna stond Abraham op, ging weg van zijn dode en sprak tot de Hethieten:
Door de copyrights van de Herziene Statenvertaling kunnen we u hier slechts enkele verzen laten zien. U kunt de verzen van de Herziene Statenvertaling wel toevoegen aan uw liturgie.