1. naar de plaats van het altaar dat hij daar vroeger gemaakt had; en Abram riep daar de Naam van de HEERE aan.
  2. Lot, die met Abram meeging, had ook kleinvee en runderen en tenten.
  3. En dat land liet het niet toe dat zij bij elkaar woonden, want zij hadden veel bezittingen, zodat zij niet bij elkaar konden wonen.
  1. Zo trok Abram weg uit Egypte naar het Zuiderland, hij en zijn vrouw, en alles wat hij had, en Lot met hem.
  2. En Abram was zeer rijk, aan vee, aan zilver en aan goud.
  3. En hij reisde van rustplaats tot rustplaats, vanuit het Zuiderland tot aan Bethel, naar de plaats waar zijn tent eerst gestaan had, tussen Bethel en Ai,
Door de copyrights van de Herziene Statenvertaling kunnen we u hier slechts enkele verzen laten zien. U kunt de verzen van de Herziene Statenvertaling wel toevoegen aan uw liturgie.