1. Het brandoffer dat de vorst de HEERE aanbiedt, zal op de sabbatdag bestaan uit zes lammeren zonder enig gebrek en een ram zonder enig gebrek,
  2. en het graanoffer, een efa per ram – maar bij de lammeren zal als graanoffer een gave naar zijn vermogen dienen – en als olie een hin per efa.
  3. Op nieuwemaansdag moet als offer een jonge stier – het jong van een rund – zonder enig gebrek dienen, en zes lammeren en een ram; alle moeten zonder enig gebrek zijn.
  1. Zo zegt de Heere HEERE: De poort van de binnenste voorhof die naar het oosten gekeerd is, moet op de zes werkdagen gesloten blijven, maar op de sabbatdag geopend worden. Ook op nieuwemaansdag moet hij geopend worden.
  2. Dan zal de vorst van buiten binnenkomen via de voorhal van de poort, en bij de deurpost van de poort blijven staan. De priesters moeten zijn brandoffers en zijn dankoffers bereiden en hij zal zich neerbuigen op de drempel van de poort en dan naar buiten gaan. Maar de poort mag tot de avond niet gesloten worden.
  3. De bevolking van het land moet zich op de sabbatten en op de nieuwemaansdagen neerbuigen voor het aangezicht van de HEERE aan de ingang van die poort.
Door de copyrights van de Herziene Statenvertaling kunnen we u hier slechts enkele verzen laten zien. U kunt de verzen van de Herziene Statenvertaling wel toevoegen aan uw liturgie.