1. Hun namen waren Ohola, de oudste, en Oholiba, haar zuster. Zij werden Mij tot vrouw en zij baarden zonen en dochters. Dit waren hun namen: Samaria is Ohola en Jeruzalem Oholiba.
  2. Ohola bedreef hoererij, hoewel zij Mij toebehoorde: zij werd verliefd op haar minnaars, op de Assyriërs, vertrouwelingen,
  3. gekleed in blauwpurper, landvoogden en machthebbers, allen begerenswaardige jongemannen, ruiters, die op paarden reden.
  1. Het woord van de HEERE kwam tot mij:
  2. Mensenkind, er waren twee vrouwen, dochters van één moeder.
  3. Zij bedreven hoererij in Egypte; in hun jeugd bedreven zij al hoererij. Daar werden zij in hun borsten geknepen, daar werden hun maagdelijke tepels betast.
Door de copyrights van de Herziene Statenvertaling kunnen we u hier slechts enkele verzen laten zien. U kunt de verzen van de Herziene Statenvertaling wel toevoegen aan uw liturgie.