1. Ook de eerstelingen van uw koren, uw nieuwe wijn en uw olie, en de eerstelingen van de wol van uw kleinvee moet u hem geven,
  2. want hem heeft de HEERE, uw God, uit al uw stammen uitgekozen om in de Naam van de HEERE te staan en te dienen, hij en zijn zonen, alle dagen.
  3. Verder, wanneer er een Leviet komt, uit een van uw poorten in heel Israël, waar hij als vreemdeling verblijft, en hij naar het volle verlangen van zijn ziel naar de plaats komt die de HEERE zal uitkiezen,
  1. De Levitische priesters, de hele stam Levi, mogen geen aandeel of erfbezit hebben samen met Israël; de vuuroffers van de HEERE en Zijn erfelijk bezit mogen zij eten.
  2. Daarom mag hij geen erfelijk bezit hebben te midden van zijn broeders; de HEERE, Die is zijn erfelijk bezit, zoals Hij tot hem gesproken heeft.
  3. Van de gaven van het volk, van hen die een offer brengen, hetzij een rund of kleinvee, is dit het deel waar de priesters recht op hebben: men moet de schouder, de beide kaken en de maag aan de priester geven.
Door de copyrights van de Herziene Statenvertaling kunnen we u hier slechts enkele verzen laten zien. U kunt de verzen van de Herziene Statenvertaling wel toevoegen aan uw liturgie.