1. Maar u, broeders, bent niet in duisternis, zodat die dag u als een dief zou overvallen.
  2. U bent allen kinderen van het licht en kinderen van de dag. Wij zijn niet van de nacht en ook niet van de duisternis.
  3. Laten wij dan niet, evenals de anderen, slapen, maar laten wij waakzaam en nuchter zijn.
  1. Maar wat de tijden en de gelegenheden betreft, broeders, is het voor u niet nodig dat men u schrijft.
  2. Want u weet zelf heel goed dat de dag van de Heere komt als een dief in de nacht.
  3. Want wanneer zij zullen zeggen: Er is vrede en veiligheid, dan zal een onverwacht verderf hun overkomen, zoals de barensweeën een zwangere vrouw, en zij zullen het beslist niet ontvluchten.
Door de copyrights van de Herziene Statenvertaling kunnen we u hier slechts enkele verzen laten zien. U kunt de verzen van de Herziene Statenvertaling wel toevoegen aan uw liturgie.