1. Uthai, de zoon van Ammihud, de zoon van Omri, de zoon van Imri, de zoon van Bani, van de nakomelingen van Perez, de zoon van Juda.
  2. Van de Silonieten: Asaja, de eerstgeborene en zijn zonen.
  3. Van de zonen van Zerah: Jeüel, en van zijn broeders: zeshonderdnegentig man.
  1. Heel Israël werd in geslachtsregisters ingeschreven, en zie, zij zijn geschreven in het boek van de koningen van Israël. De Judeeërs werden vanwege hun trouwbreuk in ballingschap gevoerd naar Babel.
  2. De eerste inwoners die zich in hun bezit, in hun steden, vestigden, waren Israëlieten, de priesters, de Levieten en de tempeldienaren.
  3. In Jeruzalem woonden van de nakomelingen van Juda, van de nakomelingen van Benjamin en van de nakomelingen van Efraïm en Manasse:
Door de copyrights van de Herziene Statenvertaling kunnen we u hier slechts enkele verzen laten zien. U kunt de verzen van de Herziene Statenvertaling wel toevoegen aan uw liturgie.