1. Onder hen waren, ingedeeld naar hun afstammelingen en hun families, zesendertigduizend man aan gevechtstroepen, want zij hadden veel vrouwen en zonen.
  2. Hun broeders, uit alle geslachten van Issaschar, strijdbare helden, telden zevenentachtigduizend man, allen in de geslachtsregisters ingeschreven.
  3. De zonen van Benjamin waren Bela, Becher en Jediaël: drie zonen.
  1. De zonen van Issaschar waren Tola, Pua, Jasib en Simron: vier zonen.
  2. De zonen van Tola waren Uzzi, Refaja, Jeriël, Jachmai, Jibsam en Semuel. Zij waren familiehoofden van Tola en strijdbare helden onder hun afstammelingen. Hun aantal was in de dagen van David tweeëntwintigduizend zeshonderd.
  3. De zoon van Uzzi was Jizrahja; en de zonen van Jizrahja waren Michaël, Obadja, Joël en Jissia. Zij waren alle vijf familiehoofden.
Door de copyrights van de Herziene Statenvertaling kunnen we u hier slechts enkele verzen laten zien. U kunt de verzen van de Herziene Statenvertaling wel toevoegen aan uw liturgie.