Wat betreft Heman: de zonen van Heman waren Bukkia, Mattanja, Uzziël, Sebuel, Jerimoth, Hananja, Hanani, Eliatha, Giddalti, Romamti-Ezer, Josbekasa, Mallothi, Hothir en Mahazioth.
Deze allen waren zonen van Heman, de ziener van de koning, met woorden van God om de hoorn op te heffen. God had Heman veertien zonen gegeven en drie dochters.
Deze allen stonden onder leiding van hun vader opgesteld voor het lied in het huis van de HEERE met cimbalen, luiten, en harpen, voor de dienst in het huis van God, onder leiding van de koning – Asaf, Jeduthun en Heman.
Verder zonderde David met de legerbevelhebbers mensen af voor het dienstwerk uit de nakomelingen van Asaf, Heman en Jeduthun. Zij profeteerden onder het spel van harpen, luiten en cimbalen. Dit is hun aantal, van de mannen werkzaam voor hun dienstwerk.
Wat betreft de zonen van Asaf: Zakkur, Jozef, Nethanja en Asarela, zonen van Asaf; onder leiding van Asaf, die profeteerde onder leiding van de koning.
Wat betreft Jeduthun: de zonen van Jeduthun waren Gedalja, Zeri, Jesaja, Hasabja en Mattithja, zes. Zij stonden onder leiding van hun vader Jeduthun die bij het spel van de harp profeteerde onder het loven en prijzen van de HEERE.
Door de copyrights van de Herziene Statenvertaling kunnen we u hier slechts enkele verzen laten zien. U kunt de verzen van de Herziene Statenvertaling wel toevoegen aan uw liturgie.