1. Toen zei heel de gemeente, dat men het zo doen zou, want die zaak was goed in de ogen van heel het volk.
  2. Vervolgens riep David heel Israël bijeen, van de Sichor in Egypte af tot aan Lebo-Hamath, om de ark van God uit Kirjath-Jearim terug te brengen.
  3. Toen trok David met heel Israël naar Baäla, dat is naar Kirjath-Jearim, dat aan Juda toebehoort, om vandaar de ark van God de HEERE, Die tussen de cherubs troont, op te halen, de ark waar de Naam wordt aangeroepen.
  1. Daarop pleegde David overleg met de bevelhebbers over duizend en die over honderd, en met alle vorsten.
  2. En David zei tegen heel de gemeente van Israël: Als het u goeddunkt en als het van de HEERE, onze God, is, laten wij ons dan verspreiden, laten wij boden sturen naar onze overige broeders in alle gebieden van Israël, en met hen ook naar de priesters en Levieten in de steden met hun weidegronden, en laten zij zich bij ons voegen.
  3. En laten we de ark van onze God naar ons terughalen, want in de dagen van Saul hebben wij er niet naar gevraagd.
Door de copyrights van de Herziene Statenvertaling kunnen we u hier slechts enkele verzen laten zien. U kunt de verzen van de Herziene Statenvertaling wel toevoegen aan uw liturgie.