1. En het Pascha, het feest van de Joden, was nabij.
  2. Toen Jezus dan de ogen opsloeg en zag dat een grote menigte naar Hem toe kwam, zei Hij tegen Filippus: Waar zullen wij broden kopen, opdat deze mensen kunnen eten?
  3. Maar dit zei Hij om hem op de proef te stellen, want Hij wist Zelf wat Hij zou gaan doen.
  1. Hierna vertrok Jezus naar de overkant van de zee van Galilea, ofwel van Tiberias.
  2. En een grote menigte volgde Hem, omdat zij Zijn tekenen zagen, die Hij deed aan de zieken.
  3. En Jezus ging de berg op en ging daar zitten met Zijn discipelen.
Door de copyrights van de Herziene Statenvertaling kunnen we u hier slechts enkele verzen laten zien. U kunt de verzen van de Herziene Statenvertaling wel toevoegen aan uw liturgie.