Het woord van de koning was echter te sterk voor Joab. Daarom trok Joab weg, en hij ging door heel Israël; daarna kwam hij terug in Jeruzalem.
Joab gaf David het aantal van het getelde volk: er waren in heel Israël één miljoen honderdduizend man die het zwaard konden hanteren, en in Juda vierhonderdzeventigduizend man, die het zwaard konden hanteren.
Levi en Benjamin telde hij echter onder hen niet, want Joab had een afschuw van het woord van de koning.
Toen stond de satan op tegen Israël, en hij zette David ertoe aan om Israël te tellen.
David zei tegen Joab en tegen de leiders van het volk: Ga Israël tellen van Berseba tot Dan toe, en breng mij de uitslag, zodat ik hun aantal weet.
Toen zei Joab: Moge de HEERE er aan Zijn volk honderdmaal meer toevoegen dan zij nu zijn; maar, mijn heer de koning, zijn zij niet allen voor mijn heer tot dienaren? Waarom wil mijn heer dit? Waarom zou hij Israël tot schuld worden?
Door de copyrights van de Herziene Statenvertaling kunnen we u hier slechts enkele verzen laten zien. U kunt de verzen van de Herziene Statenvertaling wel toevoegen aan uw liturgie.