1. Toen antwoordde de koning van Israël en zei: Overeenkomstig uw woord, mijn heer de koning: Ik ben van u, met alles wat ik heb.
  2. Naderhand kwamen de boden terug, en zeiden: Dit zegt Benhadad: Ik heb wel boden naar u toe gestuurd om te zeggen: Uw zilver, uw goud, uw vrouwen en uw kinderen moet u mij geven.
  3. Morgen om deze tijd zal ik echter mijn dienaren naar u toe sturen. Zij zullen uw huis en de huizen van uw dienaren doorzoeken. En het zal gebeuren dat zij beslag zullen leggen op alles wat in uw ogen begerenswaardig is, en dat mee zullen nemen.
  1. Benhadad, de koning van Syrië, bracht heel zijn leger bijeen, en er waren tweeëndertig koningen met hem, en paarden en strijdwagens. Hij trok op, belegerde Samaria en voerde er oorlog tegen.
  2. Hij stuurde boden naar de stad, naar Achab, de koning van Israël.
  3. Hij zei tegen hem: Dit zegt Benhadad: Uw zilver en uw goud, dat is van mij; en uw vrouwen en uw beste kinderen, die zijn van mij.
Door de copyrights van de Herziene Statenvertaling kunnen we u hier slechts enkele verzen laten zien. U kunt de verzen van de Herziene Statenvertaling wel toevoegen aan uw liturgie.